De Pretentie

Freek over de voorstelling:

Beluister hier het gesprek van Freek met Richard van Bilsen (Zwarte Kat) over De Pretentie – 8 juli 2020


Een lijstenmaker is zeer begaafd. Ieder portret dat hij inlijst, toont een sympathiek persoon, hoe goed of slecht de inborst van de geportretteerde man of vrouw ook is. Als een gehate dictator dit verneemt, draagt hij hem op alle portretten in het land – van kantoren tot kazernes, van kelders tot keukens – te voorzien van een nieuwe lijst. Hierdoor heeft de lijstenmaker geen tijd meer om te voldoen aan de grote vraag vanuit het volk, dat gaat morren. Er ontstaat onrust en daarna komt men zelfs in verzet. De dictator is ten einde raad. Om het volk te kalmeren, stelt hij zich levend tentoon in een lijst die de lijstenmaker voor hem maakt.

Zodra er weer een portret van de gehate leider was ingelijst, werd dit zo snel mogelijk naar de meest aangewakkerde brandhaard gezonden en bracht daar het opstandige grauw tot bedaren. Maar er was geen houden meer aan, hoe hard de lijstenmaker ook werkte: de opstand was ontkiemd en niet meer te smoren. De potentaat liet zich in zijn limousine naar het huis van de lijstenmaker rijden en sommeerde de arme man, die meer dood dan levend was, de productie op te voeren. Willekeurige mensen – toeristen, vertegenwoordigers – werden van de straat opgepikt en ingezet om op aanwijzing van de overwerkte lijstenmaker de productie te verhogen. En hoewel hij wist en gezegd had dat een lijst waarin hij de hand niet had gehad waardeloos was, de wrede heerser wist van geen ophouden.
Geronselde vrachtwagens reden af en aan, maar de magie was eraf en in een simpele lijst werd de door zijn partizanenverleden zo geliefde dictator het symbool van haat en afkeer. De massa rukte op in de richting van de bescheiden lijstenmakerswerkplaats. Ten einde raad spoedde de dictator zich naar de slaapkamer van de lijstenmaker, die nu te ziek was om nog langer in het voor hem onherkenbare atelier waar hij zijn hele leven gewerkt had te kunnen staan en vroeg hem om raad.
De zieke man sprak met bevende stem: ‘Breng mij gereedschap en materiaal.’ Terwijl het uitzinnige gepeupel op de zwakke muren begon te beuken, koos de potentaat, die niet gewend was opdrachten van anderen uit te voeren, eieren voor zijn geld. En nog eenmaal ging de lijstenmaker aan het werk. En als gold het een ere-opdracht, maakte hij misschien wel de mooiste lijst van zijn leven.

Het geschreeuw van het volk werd angstaanjagend, de eerste ruiten sneuvelden en deuren bezweken onder de druk van hun ongetemde woede. Toen de eerste rebellen de slaapkamer binnendrongen, troffen zij de lijstenmaker dood op de grond aan. Aanvankelijk vergrootte deze aanblik hun razernij. Maar toen zij de dictator zagen in de laatste lijst die de zojuist overledene vervaardigd had, werden zij van een serene rust bevangen. Als aan de grond genageld stonden zij daar en keken naar de wonderschoon omlijste tiran.
Men keek elkaar in de ogen en sloot een onuitgesproken verbond voor het leven. In stilte pakten zij het object van hun opgekropte onvrede beet, brachten het – al was het een lang verloren relikwie – naar buiten. Daar hadden zich duizenden opstandigen verzameld, die bij het zien van de smaakvol gekadreerde heerszuchtige zwegen, terwijl hun haat in het grondwater verdronk. Enkele mannen nu pakten de dictator beet en hingen hem op aan de hoogste boom.

Zo eindigt het verhaal in de bundel Het Damestasje, waaruit dit verhaal afkomstig is. In De Pretentie is het verhaal uitgedijd tot conference en ook daarin hangt het volk de dictator tenslotte op, maar dan niet aan een boom, maar in een museum: ‘Te midden van al die andere vervalsingen.’

Met De Bedevaart (1985) heeft Freek de Jonge een theaterperiode afgesloten. Tot dan toe gingen zijn voorstellingen over zichzelf, de verhouding tot zijn publiek en zijn functie en betekenis als theatermaker. Nu weet hij wat zijn doel is: amuseren. Niet vrijblijvend en zeker ook niet minder kritisch, maar de zoektocht die hij aanging vanaf De Komiek tot aan De Bedevaart heeft hem vervreemd van degenen die hem in het theater volgden. Nu hij het contact weer zo nadrukkelijk zoekt, wil hij dat niet opnieuw laten gebeuren. Niet voor zichzelf en niet voor zijn publiek. Waren de vorige shows te omschrijven als cabaretesk toneel, nu kiest hij weer bewust voor het cabaret, zij het met een toneelmatige inslag. De cabaretier is terug. Om alles wat er leeft in een theatervorm te gieten. Om het gruwelijke mooi te verpakken, zodat de mensen niet in opstand komen. Kortom: om een goede lijstenmaker te zijn.

Het verhaal van de lijstenmaker, dat in de voorstellingen in vier bollen wordt uitgerold, is niet de enige rode draad. De tekst van het vroege Neerlands Hoop-lied Kijk, dat is Kees – afkomstig uit Neerlands Hoop in Panama (1971) en hier soms ‘geactualiseerd – is vijf draden dik. De voorstelling begint (na een bewegingsact op muziek van Philip Glass en een ‘brabbelscène’) en eindigt er ook mee:

kijk daar loopt Kees
vandaag of morgen tegen de lamp
maar zonder rem
en als ik hem af moest leggen
zou ik tot zijn ouders zeggen
dat het beter was voor hem

kijk dat is Kees
of durf je niet te kijken

Hierna klinkt de zin Of durf je niet te kijken? nog een keer of tien als echo door de zaal en intussen schijnt Freek de Jonge met een lamp de zaal in. Om te zien of we durven te kijken? Om te kijken of we durven te zien? Niet voor niets is Dat zullen we nog wel eens zien in deze voorstelling de running gag.
Die lamp hangt boven de stoel waarop hij zit. Die stoel staat op een kist. Erachter hangen spiegels. Alleen de verhaallijnen rond de lijstenmaker en rond Kees spelen zich daar af. Kees zit hele dagen in de spiegel te kijken, maar vindt het beeld niet lijken. Ook de beelden die de lijstenmaker met zijn lijsten schept, tonen een andere werkelijkheid. De dingen mooier voorstellen of veronderstellen dan ze in werkelijkheid zijn oftewel het verbeelden – De Pretentie – is natuurlijk het thema van de voorstelling.
Zo zijn er meer terugkerende verhalen waarin schijn en werkelijkheid in conflict zijn, waar iets gepretendeerd wordt. En dan niet alleen rond de kunstenaar die schept, maar zelfs rond de maatschappij die teloor gaat, zoals in De doodgraver, een aanklacht tegen de consumptiemaatschappij. Ook de schijnwereld van falende hulpverlening, incompetente gezagsdragers en agressieve voetbalsupporters is gegoten in sketches en conferences. Zoals rond welzijnswerkers als ene Arie Bierkaay die zijn achternaam eer aan doet of de arbeidsongeschikte blindengeleidehond Lassie. Of het verslag van een heftige homo-erotische ontmoeting tussen de bevriende bondspresident van Oostenrijk Kurt Waldheim en paus Johannes Paulus II, op ingetogen KRO-toon uitgesproken door een type als Willibrord Frequin:

Van onze correspondent geestelijk leven: VATICAANSTAD. Onder massaal protest en in bijzijn van de voltallige wereldpers heeft gistermorgen in Rome Paus Johannes Paulus de Tweede Kurt Waldheim gepijpt. Het voorspel bestond uit hielenlikken, naar de mond praten en veren in elkaars kont steken, waarbij opviel hoe veerkrachtig beide konten waren.

En legendarisch is de conference over de reis die de jarige Freek de Jonge en andere BN’ers maken met de supportersbus van Ajax op weg naar de uitwedstrijd tegen PSV. Ook daar is in alle opzichten sprake van een botsing van belevingswerelden.

In een van de toegiften leest Freek de Jonge het gedicht Een dagje ouder, dat ook staat afgedrukt op de hoes van de grammofoonplaat en in het boekje bij de cd (alleen de oorspronkelijke uitgave uit 1988; niet op de heruitgave uit 1992). Hij schreef het voor Toon Hermans. Freek de Jonge: ‘Toon vond het mooi, maar zag zich niet iets van een ander zingen.’ (Nawoord Iets rijmt op niets, 1990)
In dat lied brengt hij De Pretentie terug naar het persoonlijke vlak, van het groeien van kind van ouders tot ouder van kinderen:

zeven jongens bij mij thuis
en hij leve lang zo zingen ze voorbarig
ik pak het eerste pakje uit
het is een tol ja ik ben jarig
weer een jaar ouder en mijn hoofd zit boordevol
met wat ik nog niet kan en ken
wacht maar zeg ik tegen de tol
wacht maar tot ik eenmaal ouder ben

zeven pond leven krijst zich warm
een kontje in mijn hand een kopje op mijn schouder
ik draag een baby op mijn arm
mijn eerste kind nu ben ik ouder
nu ben ik ouder maar zo onzeker als de wind
ik weet van niets ben groen als gras
het ware beter voor dat kind
als ik wist wat ouder worden was

En vervolgens van het ouder worden van lijf en leden tot de betekenis daarvan voor zijn kunstenaarschap.

ik speel toneel ik speel de vader
ik faal en heb succes met deze dubbelrol
iedereen lacht het huilen staat mij nader
niets is cadeau en zelfs ik betaal de tol
ik geef niet toe en ik zal doorgaan
zie elke dag opnieuw als een belevenis
ik stap opzij de jeugd mag voorgaan
als ik weet wat ouder worden is

Maar nu hij ouder is, geeft hij niet op en maakt aanspraak op doorgaan zo lang het goed voelt. En dus is zijn pretentie:

zevenhonderd mensen in de zaal
en ik op het toneel het kan haast niet vertrouwder
ik zie u zitten allemaal
wat kaal en grijs een dagje ouder
een dagje ouder maar jong van binnen en vitaal
naar de hel met het woordje kras
dat zijn woorden uit een taal
die niet wist wat ouder worden was

het lijf wordt stram de haren grijzer
ik word later wakker en ben vroeger moe
wie ouder wordt zeggen ze wordt wijzer
wijzen ik zou niet weten waar naar toe
ik geef niet op ik wil nog doorgaan
ik zie elke dag als een belevenis
ik stap opzij de jeugd mag voorgaan
als ik weet wat ouder worden is

[Tekst gaat door onder de foto’s]

Freek de Jonge speelt De Pretentie niet in Theater Carré
maar in de Werkteatertent bij de Amsterdamse Jaap Edenbaan.

COULISSEN

Voorstelling zonder liedjes en dan ook zonder gebruik van muziekinstrumenten (zoals piano) en zonder bijdragen van tot dan toe vaste componisten (als Willem Breuker en Henny Vrienten) of voormalig componist Bram Vermeulen (zoals in Het Damestasje).

De voorstelling Het Damestasje komt voort uit voorleesavonden van het gelijknamige boek. De Pretentie is de eerste echte voorstelling na De Finale, waarmee hij 31 december 1985 voor langere tijd afscheid van het theater nam.

Freek de Jonge: ‘De behoefte om op het toneel te staan is niet meer zo extreem als een paar jaar geleden. (…) Die afnemende behoefte heb ik ’n beetje kunnen oplossen door het schrijven van boeken. Van Het Damestasje zijn er 50.000 verkocht, van Zaansch Veem in ’n paar maanden tijd 30.000. Daar ga ik in de toekomst zeker mee door. Ik dicht me geen grote kwaliteiten toe hoor, ik ben een popularis die schrijft. Zie het maar als kleinkunst.
Dat ik af en toe wil stoppen, is natuurlijk een luxe probleem. Ik ben erin geslaagd om mijn hobby te gelde te maken en dan moet je verder niet zeuren. Maar ja, naarmate het succes groter wordt, groeit je ijdelheid ook en krijg je allemaal bedenkingen. Alles moet diepzinnig omkleed worden. Eigenlijk wil ik iets nog Hogers. Het is het bekende verhaal van Hamlet die de clown wil zijn en de clown die Hamlet wil zijn. Ik denk dat ik het beste tot mijn recht kom als ik op het toneel sta en grappen verkoop.’ (Brabants Dagblad, 29 februari 1988)

‘De Pretentie (…) ontstond uit een misverstand over de boeking met de Stadsschouwburg te Amsterdam. Theaters plannen ver vooruit, ikzelf wil het graag kort houden. Zij boekten mij voor december 1987 terwijl ik 1986 bedoelde. Na veel geschuif vonden we voldoende data in december 1986 om Het Damestasje te kunnen spelen, zodat mevrouw Habbema niet in de agenda hoefde te gummen. Dat werd De Pretentie.’
(Freek de Jonge in zijn ‘Een woord achteraf’ in Iets rijmt op niets, 1990)

Ongeveer tegelijk met de start van De Pretentie verschijnt Freek de Jonge’s eerste roman: Zaansch Veem, geschreven ‘in opdracht van het gemeentebestuur van Zaanstad, ter gelegenheid van de afronding van de plannen ter reconstructie en verfraaiing van de binnenstad van Zaandam’. (Colofon eerste uitgave, een gebonden editie voor de gemeente Zaanstad)

Na de breuk met manager Bart de Groot, mei 1984, regelt Freek de Jonge zijn zaken onder eigen verantwoordelijkheid. Samen met Hella, die zich laat bijstaan door secretaresse Gerda van Dorp. Leon Ramakers, directeur van Mojo Concerts, is een goede bekende van Freek de Jonge. Nu die weer volop aan het spelen is, lijkt het iedereen wijs dat er weer een echt impresariaat komt voor de boekingen en de boekhouding. Ramakers brengt het echtpaar De Jonge in contact met George Visser, directeur van Mojo Theaterproducties. Ze maken kennis met elkaar als Freek De Pretentie speelt op het terrein van de Jaap Edenbaan. Vanaf De Vorige (tweede seizoen De Volgende) gaan alle boekingen via Mojo. Dat is sinds oktober 1989. De samenwerking duurt tot op de dag van vandaag.

Freek de Jonge doet met De Pretentie voor het eerst met zijn grote theatershows niet Carré aan. Carré heeft Bart de Groot aangesteld als producent van de musical Cats, die daar te zien is vanaf juli 1987. De Groot is failliet en Carré reikt hem de helpende hand. Freek de Jonge wil na de beslaglegging op zijn vermogen en de rechtszaak die daar het gevolg van is echter niets meer met De Groot te maken hebben. Hij vindt dat Carré hier partij voor de verkeerde persoon kiest. Daarom ziet hij ervan af daar te spelen.

Het Werkteater repeteert elke zomer met zijn eigen tent op het terrein bij de Jaap Eden-ijsbaan, waar vriend en voetballer Sjaak Swart het restaurant uitbaat. Terwijl het theatercollectief er overdag aan het werk is, treedt Freek er ’s avonds op, zes weken achtereen in de maanden mei en juni. De kaartverkoop verloopt via het AUB (Amsterdams Uitburo). Er kunnen zes- tot zevenhonderd bezoekers in de tent. Doordeweeks is het niet altijd vol, maar in het weekeinde wel.
Er is op dat moment sprake van een hittegolf. Toch zoeken bezoekers al ruim een uur voor aanvang de mooiste plekken in de tent uit. Met als gevolg dat de voorstelling ernstig te lijden heeft onder een gebrek aan concentratie bij dit oververhitte deel van het publiek. Het Eindhovense straatorkest Generaal Van Heutsz staat onder leiding van Ronald Smeenk. Die zal later, tot aan zijn dood in 1992, een cabaretduo vormen met Hans Teeuwen. Men vraagt het orkest de mensen op het terrein te vermaken, zodat de tent pas op het laatste moment open hoeft.

Nederland maakt op dat moment kennis met de muziek van de Italiaanse dichter-zanger Paolo Conte, van wie wereldwijd een verzamelalbum verschijnt. Freek de Jonge neemt muziek van Conte op in deze voorstelling.

Tot en met De Bedevaart (1985) zijn alle programmateksten, uitgezonderd die van de oudejaarsconferences De Verademing (1984) en De Finale (1985), achteraf in boekvorm uitgebracht. Het Damestasje (1986-1987) is een literaire boekuitgave waaruit een theatervoorstelling voortkomt. Vanaf nu komen er nog wel teksten in literaire uitgaven terecht die aanleiding of gevolg zijn van conferences, liedjes en gedichten in theaterprogramma’s, maar van de grote shows verschijnen geen tekstuitgaven meer.

In het fraai uitgegeven programmaboekje – met voorop zijn zelfportret, dat ook het affiche van de voorstelling siert – staat de lezing afgedrukt die hij op 3 mei 1987 in het Steigertheater hield voor studenten in de wijsbegeerte van de Universiteit Nijmegen. In deze lezing, in herziene versie en onder de titel Aap Noot Mies afgedrukt in de bundel Losse Nummers, spreekt hij zich uit over zijn theaterkunstenaarschap:

Ik ben een mythisch denker of, zoals Lévi-Strauss het wenst te noemen: een knutselaar. Want ook hij heeft weer een deling bedacht: de mythische denkers die met het voorhanden zijnde aan een wereldbeeld knutselen, tegenover de rationelen die dit pas gaan construeren als ze over alle benodigde kennis en materialen beschikken.
Ik ben zo’n knutselaar of liever een kunstenaar, een verteller van nieuwe mythen. Iemand die met beperkte middelen aan een wereldbeeld hakt. Ik heb lang niet alle gereedschap, materiaal en kennis beschikbaar om tot een sluitende filosofie te komen. En met mij niemand.
Eens was er de universele mens. Die wist een beetje van alles. Nu heb je de gespecialiseerde mens. Die weet heel veel van een beetje. Straks heb je de geprogrammeerde mens die alles van niets zal weten. Toch blijft de eeuwige vraag: waartoe zijn wij op aarde?
Het antwoord lijkt mij steeds duidelijk: om onszelf te vernietigen. Om de navelstreng die ons met de natuur verbindt door te bijten en te vluchten naar het schijnparadijs van de cultuur waar wij opnieuw in verzoeking gebracht zullen worden.
Delen of helen is de vraag. De strijd of de overgave? De splitsing van de materie brengt ons op de rand van de ondergang, de eenheid van geest kan ons terugvoeren naar het paradijs.

Tijdens het spelen van De Pretentie, november 1987, ontvangt hij een dreigbrief en vanaf dat moment krijgt zijn gezin beveiliging. Ook moet een voorstelling in Den Haag worden afgelast na een bommelding. Nederland maakt zich druk vanwege het opkomende nationaal-socialisme. Begin januari 1998 blijkt echter dat acteur Jules Croiset erachter zit. Die simuleert te zijn ontvoerd door neo-fascisten. Ook stuurt hij vooraanstaande sympathisanten met joden dreigbrieven onder de naam Nederlands Fascistisch Jongerenfront. Croiset heeft zich gestoord aan de opvatting van Freek de Jonge, die nota bene is getrouwd met een joodse vrouw, dochter van oorlogsslachtoffers, dat het omstreden toneelstuk Het vuil, de stad en de dood niet verboden moet worden. De Jonge is van mening dat Fassbinder in zijn stuk onnodig de gevoelens van de joodse gemeenschap kwetst. Maar het verbieden van kunst vindt de cabaretier kwalijker dan het kwetsende karakter dat er vanuit kan gaan.
In 2000 schrijft Harry Mulisch het Boekenweekgeschenk Het theater, de brief en de waarheid. Freek de Jonge opent het Boekenbal met het gelegenheidsprogramma De Conferencier, Het Boekenweekgeschenk en De Leugen. De aanleiding voor die voorstelling is De Jonge’s woede over het feit dat Mulisch in zijn boek Jules Croiset rehabiliteert.

Hoewel hij met de De Pretentie definitief in het theater lijkt terug te keren, kondigt hij mei 1988 alweer zijn afscheid aan. Februari 1989 zal hij er weer mee stoppen.
Freek de Jonge: ‘Het is een mooi moment om er eventjes mee op te houden. (…) De Pretentie is op 11 juni afgelopen. Dan kom ik in september nog in het Nieuwe De la Mar Theater met een nieuw programma: De Goeroe & De Dissident. Eind december werk ik in hetzelfde theater aan een nieuwjaarsconference. We gaan met de hele familie begin februari weg. (…)
Ik wil minstens twee jaar weg. Maar houd me er niet aan als ik eerder terugkom. Als het ons daar niet bevalt, zijn we vrij gauw terug. Ik voel de noodzaak om een breuk te maken, hier in Nederland. Dat komt misschien over als: Nederland is niet goed genoeg. Daar ligt het niet aan. Je komt hier letterlijk aan je grenzen te zitten. En om nou niet verbitterd te raken is het verstandig om dat moment voor te zijn. Ik zal zeker weer terugkomen. Daar twijfel ik geen moment aan. (…)
Nederland is klaar. Naar India zijn al genoeg van mijn collegae geweest. Mijn kinderen zijn er nog niet aan toe. Van Rusland beheers ik de taal vrij slecht. Daar kan ik nog niet zeggen wat ik wil. Amerika blijft ondanks alles een roepend land, een lokkende natie. Of ik daar ga optreden? Dat hangt ervan af. Ik wil wel graag, maar dan wil ik op precies dezelfde manier als hier beginnen, dus gewoon heel voorzichtig je neus tegen het venster drukken. Ik ga niet een theater afhuren in de sjiekste wijk van New York en dan roepen dat ik in Nederland heel leuk ben. Dat werkt daar niet.
Hier heb ik mijn eigen publiek verworven met mijn stijl en mijn tempo. Het moet raar lopen als er in Amerika geen twee miljoen mensen te vinden zijn die wat ik doe leuk vinden. Ik moet ze wel zien te vinden. Daar gaat het om. Niet via marketing, maar gewoon door te laten zien wat ik kan en dan is er altijd wel iemand die zegt: dat is wel leuk voor die en die. En zo hoop ik van het een naar het ander te gaan.
In het begin zal het optreden weer tussen de schuifdeuren zijn, ergens in Californië, in de buurt van San Francisco. We zijn geen stadsmensen. New York trekt ons voor geen cent. Daar kunnen we het romantische niet van inzien. Ach, weet je, het mooie van het wonen in Amerika is dat je de gelegenheid hebt om je repertoire opnieuw te interpreteren, de taal te leren, de mentaliteit te bekijken en iets van je hoogmoed ten opzichte van de Amerikanen te verliezen. We kijken in Europa toch op Amerikanen neer. We hebben voortdurend het idee dat we het allemaal heel anders aan zouden pakken als we zo machtig waren. Een illusie.’ (de Volkskrant, 9 mei 1988)

KRITIEKEN

‘Als een goed geoliede mitrailleur heeft Freek de Jonge vanaf 1980 negen programma’s de zaal in geknald. Er waren eenmalige oudejaarsconferences bij (…), terwijl andere programma’s langer liepen, maar nooit heeft Freek de Jonge een voorstelling twee seizoenen uitgemolken zoals collega-“groten” regelmatig plegen te doen. Kort en krachtig, de ene keer sterk, dan weer ijzersterk.
Een jaar geleden leek de klad erin te komen. (…) Het Slochteren van de inspiratie leek toch niet onuitputtelijk te zijn. Met De Pretentie beukt Freek de Jonge alle scepsis de grond in, het is een magistraal programma. (…)
Freek de Jonge heeft een aantal jaren geleden de trend gezet in het cabaret om een avondvullend verhaal te vertellen met zijpaden. Menig cabaretier is inmiddels vastgelopen op deze formule. Het is de gave van Freek de Jonge dat hij zijn nevenverhaaltjes zo sterk maakt dat deze op zich losse nummers kunnen zijn die ook buiten het programma overeind blijven, zonder van het totale programma een gekunsteld geheel te maken. De Pretentie is in dat opzicht zelfs beter dan al zijn voorgaande programma’s. De vernieuwer heeft zich ook in dit programma (onder meer “choreografisch”) weer vernieuwd. De lavastroom van de vulkaan De Jonge is nog lang niet afgekoeld.’
(Patrick van den Hanenberg in de Volkskrant, 18 december 1987)

SPEELDATA

9 november 1987 t/m 11 juni 1988.

MUZIEK

Geluidsbanden met bestaande muziek van Philip Glass en Paolo Conte.

AANKLEDING

Hella de Jonge, met medewerking van Madelon Bruna, Machteld Mulder en Ria Verstegen.

PUBLICATIES

Tekst



Programmaboekje met de tekst van de lezing die hij op 3 mei 1987 in het Steigertheater hield voor studenten in de wijsbegeerte van de Universiteit Nijmegen. Het verhaal is in herziene versie, onder de titel Aap Noot Mies, afgedrukt in Losse Nummers. De Harmonie, 1992.

In Losse Nummers (1992) zijn, naast Aap Noot Mies, de teksten afgedrukt van De grotestadsrap en F-side (Hoe ze mijn verjaardag vierden).
Het verhaal dat ten grondslag ligt aan de conference van De lijstenmaker staat in Het Damestasje (1987).

In De Brillenkoker (1990) staan de teksten Koetjedood (Van Gewest tot Gewest en terug), Paus pijpt Waldheim en Lassie (in de WAO).
Al deze teksten, uitgezonderd Lassie (in de WAO), staan ook afgedrukt in De Rode Draad (1995) en De Toeschouwer (2006). Als bronvermelding staan de boekuitgaven en niet de voorstelling vermeld.

Kijk, dat is Kees (oorspronkelijke Neerlands Hoop-tekst) en Een dagje ouder staan in de bundels Iets rijmt op niets (1990 en 1996) en Leven na de dood (2004).

Geluid

LP en CD De Pretentie (1988).

CD-heruitgave (1992).

Beeld

VHS-uitgave als deel 10 in de videoserie in 16 delen (1992).

DVD (met De Bedevaart uit 1985) als de derde van vijf 2dvd’s in cassette onder de titel De Komiek. De grote shows 1980-1995 (2004).

[Tekst: Frank Verhallen uit ‘Kijk! Dat is Freek’]