Afbeelding voor voorstelling Parlando
2002 2002 - Muziekvoorstelling

Parlando

Hele show
Muziekvoorstelling
2002 2002 - Muziekvoorstelling

Parlando

Muziekvoorstelling Hele show Lees meer
2002 2002 - Muziekvoorstelling

Parlando - De Nuttelozen Van De Nacht

Lied
Muziekvoorstelling
2002 2002 - Muziekvoorstelling

Parlando - De Nuttelozen Van De Nacht

Muziekvoorstelling Lied Lees meer
2002 2002 - Muziekvoorstelling

Parlando - De Vondeling Van Ameland

Lied
Muziekvoorstelling
2002 2002 - Muziekvoorstelling

Parlando - De Vondeling Van Ameland

Muziekvoorstelling Lied Lees meer
2002 2002 - Muziekvoorstelling

Parlando - De messenwerper

Fragment
Muziekvoorstelling
2002 2002 - Muziekvoorstelling

Parlando - De messenwerper

Muziekvoorstelling Fragment Lees meer
2002 2002 - Muziekvoorstelling

Parlando - Leven na de dood

Lied
Muziekvoorstelling
2002 2002 - Muziekvoorstelling

Parlando - Leven na de dood

Muziekvoorstelling Lied Lees meer
2002 2002 - Muziekvoorstelling

Parlando - Lied Van De Oude Geliefden

Lied
Muziekvoorstelling
2002 2002 - Muziekvoorstelling

Parlando - Lied Van De Oude Geliefden

Muziekvoorstelling Lied Lees meer
2002 2002 - Muziekvoorstelling

Parlando - Mannenwereld

Lied
Muziekvoorstelling
2002 2002 - Muziekvoorstelling

Parlando - Mannenwereld

Muziekvoorstelling Lied Lees meer
2002 2002 - Muziekvoorstelling

Parlando - Nu Het Nog Kan

Lied
Muziekvoorstelling
2002 2002 - Muziekvoorstelling

Parlando - Nu Het Nog Kan

Muziekvoorstelling Lied Lees meer

Parlando

Freek de Jonge probeert van 30 mei tot 2 juni 2002 vier keer uit in de grote zaal van Theater Bellevue. Het zijn inspeelvoorstellingen van Parlando, zijn programma met het Metropole Orkest. Hij zal het vanaf 24 augustus 14 keer spelen. Het orkest en de cabaretier hebben een paar keer in het theater samengewerkt, zoals in Het Gala van het Nederlandse lied. In dit samenwerkingsverband van Radio 2 en Conamus treden verschillende zangers op met het Metropole Orkest. Toen is het idee ontstaan iets samen te gaan doen. Dat wordt deze kleine tour.
Parlando zal alleen te zien zijn in Theater Carré en het Nieuwe Luxor Theater en eind mei probeert hij daarvoor in zijn eentje al wat materiaal uit. Dat is dan alweer ingehaald door de actualiteit, want op 6 mei is Pim Fortuyn vermoord. Op televisie, bij Barend & Van Dorp, heeft Freek de Jonge zich kritisch uitgelaten over de populistische politicus en de volkshysterie die er na diens dood is uitgebroken. Zoals al vaker gebeurde, volgen er direct persoonlijke bedreigingen en het forum op De Jonge’s website stroomt vol met hatemails. Hoewel hij de televisie dat jaar wilde overslaan, besluit hij naar aanleiding van deze commotie een nieuwjaarsconference te maken. De Bedreiging zal die gaan heten. Vanaf eind oktober wil hij ermee gaan optreden, waarna de VPRO die op 1 januari 2003 kan uitzenden. Nu hij zo vlak voor de zomerstop toch weer het theater in gaat, kan hij, behalve voor Parlando, ook voor dat programma wel wat uitproberen.

Het eerste deel van de vier Amsterdamse avonden in Theater Bellevue en de vier die hij er (van 14 t/m 17 augustus) nog aanplakt in theater annex nachtclub Panama bestaan zelfs voor het grootse deel uit materiaal voor de nieuwjaarsconference. Zo komt hij op met een verrekijker om zijn hals en een pistoolholster om zijn middel. Hij fouilleert een man op de eerste rij, want je kunt niet voorzichtig genoeg meer zijn in dit land, dus ‘ik zal nu iedereen even langs gaan’.
Na een half uur zet hij voor de eerste keer de cd-speler aan die hij op het podium heeft staan. Vanaf dat moment wisselt hij gesproken en gezongen materiaal af. Op die cd is de begeleiding van het Metropole Orkest te horen. Maar de uitvoering van dat gezongen repertoire wordt natuurlijk pas echt bijzonder als de cabaretier in Carré en het Nieuwe Luxor staat met die 55 begeleiders achter zich: 51 muzikanten, drie backing vocals en orkestleider Dick Bakker.

Bijzonder, maar daar denkt de Volkskrant toch anders over. Recensent Alexander Nijeboer komt op de eerste Carré-avond kijken. Dan gaat er nog veel mis, niet alleen in de interactie tussen cabaretier en orkest, maar ook op technisch vlak. Toch rechtvaardigt dat niet de bikkelharde kritiek van Nijeboer, die op dinsdag schrijft dat Freek de Jonge ‘een beroerde zanger’ is. Weliswaar is er ‘een enkele scherpe conference’, maar de avond laat zich volgens hem toch het best kwalificeren als: ‘lelijk’, ‘vals’, ‘onverstaanbaar’, ‘gênant’, ‘kitsch’, ‘sentimenteel’, ‘tenenkrommend’, ‘onsamenhangend’, ‘langdradig’, ‘knullig’ oftewel ‘nooit echt leuk’. Hij noemt nog eens de ‘ongekende klasse’ van het Boekenbalprogramma en de laatste oudejaarsconferences en concludeert: ‘Met Parlando maakt De Jonge zijn eerste schuiver sinds jaren.’

Het gebeurde al eerder dat kritiek op de zanger ten koste ging van de publieke belangstelling voor de cabaretier. Ook deze keer laten degenen die nog twijfelen zich leiden door de negatieve Volkskrant-recensie. De kaartverkoop verloopt daardoor moeizaam. Dat is jammer. Want met Freek de Jonge is het niet anders als met bijvoorbeeld Bob Dylan: het gaat niet in de eerste plaats om de zangtechniek, maar om de zeggingskracht van zijn materiaal. Bovendien: het programma wordt dan wel gemaakt met het Metropole Orkest, maar bij Freek de Jonge wordt zo’n avond dan natuurlijk niet vanzelfsprekend een recital, maar eerder zijn Parlando.

Het publiek heeft bij binnenkomst een dichtgeplakt bruin envelopje ontvangen met daarop de tekst: ‘U aangeboden door het ministerie van Volksgezondheid & Cultuur’. In de envelop zitten een kazoo en een brief van professor dr. E. Bomhoff, minister van volksgezondheid en cultuur. Die meldt daarin dat wijlen Pim Fortuyn op televisie heeft beloofd dat hij, als hij minister-president zou worden, zeker iets zou doen aan de gebrekkige kennis van het Wilhelmus bij met name de aspirant-Nederlander. In de geest van Pim is daarom van regeringswege besloten voortaan elke theatervoorstelling te beginnen met ons volkslied. Vlak voor aanvang deelt Freek de Jonge nog via de intercom mee: ‘Dames en heren, door een ingreep van onze regering zal het begin van de voorstelling iets anders verlopen dan we ons hadden voorgenomen. U heeft, als het goed is, een bruin envelopje ontvangen. Controleert u daar even de inhoud van, leest u de brief en test u even het bijgesloten instrumentje. Dan kunnen we zo snel mogelijk met de normale voorstelling beginnen. Dank u wel.’
Intussen kijkt het publiek naar een indrukwekkende foto op canvas die over de hele breedte van het podium het voordoek vormt. Daarop staat een grote groep Chinezen, waarmee ook meteen een toon voor de avond gezet is. Er zijn twee soorten ‘tonen’, zo vertelt Freek zijn publiek na de gezamenlijke kazoo-uitvoering van het Wilhelmus: de autochtonen (‘Wij dus’) en de allochtonen. Daarmee doelt hij op zijn muzikanten. Hij roept hen in drie achtereenvolgende groepjes op het podium. Zogenaamd drie verschillende volkeren uit het verscheurde Joegoslavië. Ze blazen (op onder meer sax, trompet, trombone en tuba en de niet-blazers op kazoo) elk het volkslied van hun deelrepubliek en daarna maken ze er gezamenlijk één geheel van. Omdat ‘integreren arrangeren’ is, klinkt daar vervolgens ook nog het Wilhelmus doorheen. De muzikanten dragen verschillende kleuren fleurige bloezen en gekke hoofddeksels, maar allemaal dezelfde Hollandse klompen. Al die paren klompen zijn daarna onderdeel van het decor als de muzikanten ze ophangen bij hun plaatsen.

De act met de muzikanten doet meteen terugdenken aan Stroman en Trawanten. Ook het gekke begin en het prachtige toneelbeeld met die Chinese foto vol symboliek passen helemaal in de theaterstijl van Freek de Jonge. Een voorstelling met het Metropole Orkest is dan ook gewoon een voorstelling van Freek de Jonge waarin het muzikale aandeel groter is door de aanwezigheid van die prachtige grote begeleidingsband.
Die maakt door de arrangementen van onder anderen Bob Zimmerman en dirigent Dick Bakker juweeltjes van De Jonge’s mooiste nummers: energieke up tempo-uitvoeringen van Dankzij de Dijken en Tem me dan en breekbare ballades als Nu het nog kan en een prachtig nieuw lied, getiteld De vondeling van Ameland. Het lied geldt, mede door de krachtige melodie van Boudewijn de Groot, als een van zijn mooiste:

op het strand van Ameland was hij als zuig’ling aangespoeld
overboord gegooid op een reddingsboei gebonden
hij had zich op de golven als in de baarmoeder gevoeld
en schreeuwde tot hij door een jutter werd gevonden

Ameland sprak schande van de jutter
een zonderling die leefde van de wind
die al de raarste dingen had gevonden
hoe kwam die jutter nou weer aan dat kind
als hij er daags op uit ging om te jutten
moest de zuig’ling altijd met hem mee
en toen die na een jaar begon te praten
was zijn eerste woordje zee

op het strand van Ameland speelde de zuig’ling jarenlang
de jutter was zijn meester die hem wijze lessen leerde
hij stond wijdbeens in het zand was voor de woeste zee niet bang
schreeuwde net zo lang tot het tij zich keerde

Ameland sprak schande van de kleuter
die vondeling die spotte met de wind
hoe was het in vredesnaam toch mogelijk
dat de zee zich terugtrok voor een kind
wat hij riep zou niemand kunnen zeggen
dat was uit de verte moeilijk te verstaan
toen ze het de jutter vroegen zei die
volgens mij roept hij: ik kom eraan

(…)

op het strand van Ameland stond hij als knaap in de avondzon
hij zei geen woord begon zich langzaam uit te kleden
de vloed kwam hem tegemoet hij zag alleen de horizon
draaide zich nog eenmaal om en liep de zee in

Ameland sprak schande van de jongen
die naakte zonderlinge wonderling
men had zich bovenop de duinen verzameld
omdat men voelde dat er iets gebeuren ging
toen begon hij plotseling te schreeuwen
zo hard tot het tot aan de duinen klonk
even zag men hem op het water lopen
voor hij in de diepte zakte en verdronk

Het orkest is dienend in Freeks bewerkingen van bekend internationaal repertoire. Zo vertolkt hij, naast Tem me dan (als Que je t’aime een hit van Johnny Hallyday), onder meer Jacques Brels Les paumés du petit matin (De nuttelozen van de nacht), James Browns It’s a man’s world (Mannenwereld), Bob Dylans Tweeter and the Monkeyman (Libelle en Mug), Procol Harums A Salty Dog (bewerkt tot En ik was dood) en Als je me nu nog niet kent (If you don’t know me by now, het bekendst in de uitvoering van Harold Melvin & The Blue Notes). En het orkest is aanvullend in de acts die het opluistert met reclametunes, filmmuziek en klassieke motiefjes. Ook is het tegenspeler als er iets moet worden uitgebeeld en bovenal is het zeer betrokken. Het is bijzonder aangenaam te zien met hoeveel plezier de leden van het Metropole Orkest de conferences en rare acts van hun voorganger volgen, waaruit blijkt dat de voorstelling tijdens die korte tournee ook is blijven groeien en veranderen.

Freek de Jonge zingt, hij zing-zegt, hij vertelt (lange conferences, korte anekdotes) en hij grapt (‘Weet u wat er zo leuk aan mij is? Ik ben altijd zo gewoon gebleven. Gewone mensen staan niet in Carré. Nee, die zitten in Carré’). En Freek de Jonge entertaint (met hoepels, als messenwerper, als schimmenspeler in Het Kistje, uit De Openbaring, als rock ’n roller, compleet met outfit). Kortom: het is een Parlando.
Ook heeft hij Hella opnieuw in de gelegenheid gesteld haar kunstenaarschap tot uiting te brengen in de vormgeving. Zoals met die imposante Chinese foto als voordoek en met het Hollands Glorie van al die afzonderlijke klompen en één grote klomp, die voorbijkomt als het dodenschip A Salty Dog. Maar ook met vallende doeken die haar portret tonen als hij een liefdeslied voor haar zingt: Brels La chanson des vieux amants, in Freeks bewerking een ode aan de monogamie:

verliefdheid is louter begeren
van vrouw en man dus man en vrouw
roepen om hun twijfel te bezweren
‘ik hou van jou blijf eeuwig trouw’
maar eenmaal goed en wel gehuwd
is de verliefdheid snel geluwd
komt er een eind aan alle dromen
maar onze droom bestaat nog steeds
en onze liefde raakt niet sleets
mijn lieveling hoe zou dat komen?

dat komt door jou
mijn motor muze minnares en vrouw
en een heel klein beetje door mijn hondentrouw
maar toch vooral door jou mijn vrouw mijn liefste

(…)

natuurlijk hebben wij geleden
maar zonder schuld en zonder spijt
wij hebben het cliché gemeden
van zelfbeklag en zelfverwijt
het wrede lot kreeg ons niet klein
en hoewel niet zonder pijn
kwamen wij ons verdriet te boven
jij kwam er uit op eigen kracht
en ik heb het zover gebracht
door in jouw liefde te geloven
ik geloof in jou
mijn motor muze minnares en vrouw
en een heel klein beetje in die hondentrouw
maar toch vooral in jou vrouw liefste

Overigens: als Parlando eind augustus in Carré speelt, heeft hij inmiddels besloten dat het aangekondigde programma De Bedreiging niet doorgaat. Het eerste kabinet-Balkenende is in juli 2002 gevallen. Er komen nieuwe verkiezingen eind januari 2003. Hij besluit daarom een verkiezingsconference te maken. Die gaat De Stemming heten. Vanaf eind oktober – anderhalve maand na Parlando – gaat hij daarmee alweer het land in.

COULISSEN

Freek de Jonge: ‘Een merkwaardige tekortkoming die er bij mij ingeslopen is, is dat ik niet meer kan repeteren. Met Bram heb ik van september 1967 tot en met juli 1968 zes uur per dag, zeven dagen per week gerepeteerd. Daarna eigenlijk nooit meer zo intens. Muzikanten weten het na een of twee keer doorspelen wel. Ik voel me al heel snel lastig en roep: we gaan het niet doodrepeteren. Dus tijdens de voorstelling moet het goed komen. En dat doet het meestal ook wel. Behalve bij Parlando, toen de pers de eerste avond in de zaal zat en er heel veel, ook technisch, misging.
Zelf heb ik, en ik weet ook de mensen van het Metropole Orkest, Parlando (…) als een hoogtepunt in mijn theaterloopbaan ervaren.” (In gesprek met Bert van de Kamp in Wees niet bang, 2007)

Na de samenwerking met het Willem Breuker-collectief (Stroman en Trawanten, 1984), met de Nederlandse popformatie de Nits onder de naam Frits in Dankzij de Dijken (1995) en met Nits-voorman Robert Jan Stips in Gemeen Goed (1997) is Parlando het vierde muzikale project van Freek de Jonge.
‘Ik voel me net een beperkte voetballer die in de voorhoede van het Nederlands elftal mag meespelen. Het geeft een kick om met zo’n geoliede machine te werken. Je zet die muzikanten noten voor hun snufferd, de dirigent telt af en het klinkt meteen. Fenomenaal!’ (In gesprek met Merijn Henfling voor Het Parool, 4 juni 2002)

‘Het publiek prikkelt mij (…) niet meer tot het uiterste te gaan. Men vindt al heel gauw iets heel goed. Het eerste kwartier besteden toeschouwers als een hond die in zijn mand gaat liggen na een dag buiten snuffelen. Plekje zoeken in de zaal, nog even nadenken hoe je je auto hebt weggezet, hoe de werkdag is verlopen. Toen we met Neerlands Hoop de eerste voorstellingen speelden in het Shaffy Theater, dat was een zaal vol verwachting, zinderend, op het schreeuwerige af. (…)
Wat ik doe blijft waardevol, omdat het mijn leven zin heeft gegeven. Ik heb ook een veel hogere pet op van de individuele luisteraar dan van het publiek als collectief. Ik krijg brieven en reacties van mensen waarvan ik denk: het is blijkbaar toch aangekomen. (…)
Het publiek heeft ten opzichte van mij ook genoeg relativering, en terecht. Maar ik heb ook nooit gepretendeerd dat ik het heil zou brengen. Ik kon het alleen maar laten zien. Intussen heeft het publiek mij rijk gemaakt en ben ik niet als asceet in een plaggenhut op de hei gaan zitten. Ik heb wel degelijk de prettige kant van het rijk worden gekozen. In verhouding leef ik natuurlijk extreem decadent. Ik kan die keuze nu nog maken: ik doe een rugzak om en trek de wijde wereld in. (…)
Natuurlijk kun je je dan afvragen hoe authentiek je woede en je cabaret nog is. Ik maak me kwader over een verkeerd geslagen bal tijdens het golfen, dan over de politiek.’ (In gesprek met Altan Erdogan voor de Volkskrant, 24 augustus 2002)

‘Mijn (…) show Parlando is zuiver entertainment. Het is een stijlfiguur, ik heb me ooit voorgenomen alle facetten van de showbizz een keer te belichten en daarbij hoort ook optreden met een orkest van 55 muzikanten. (…)
Ik vaag in wezen het orkest weg. Zelfs als ze op volle kracht spelen en ik onversterkt ben, dan ga ik als een zuigeling krijsen. Ik heb op het toneel zo veel krediet; het publiek wil mij altijd als winnaar zien.’ (In gesprek met Altan Erdogan voor de Volkskrant, 24 augustus 2002)

In 2002 werkt hij ook mee aan de cd De sterren van de hemel, waarop onder anderen Willeke Alberti, Boudewijn de Groot, en Youp van ’t Hek liedjes zingen met Kinderkoor Prettig Weekend. De opbrengst van de cd komt ten goede aan Unicef voor hulp aan de kindsoldaten in Soedan.
Freek de Jonge zingt op de cd het titellied: De sterren van de hemel op muziek van Nard Reijnders. Hij schreef het lied eigenlijk voor een ander goed doel: Funpop, het jaarlijkse openluchtfestival voor verstandelijk gehandicapten.
In 2006 verschijnt het ook op cd-single t.g.v. het tienjarig bestaan van Funpop, samen met het lied Dollen met de dieren, eveneens op muziek van Nard Reijnders en met medewerking van Kinderkoor Prettig Weekend. Het cd’tje wordt uitgereikt aan alle bezoekers.

Freek de Jonge: ‘Ik kan gerust zeggen dat ik meer aandacht heb gehad voor m’n werk dan voor m’n gezin. Daar ben ik niet trots op, maar dat was mijn lot. Als het erop aan was gekomen, en dat is nooit het geval geweest, dan had ik uiteindelijk voor mijn werk gekozen. Is dat menselijk? Ik weet het niet. Ik heb natuurlijk geluk gehad met Hella: mijn motor, muze, minnares en vrouw. Dat is het wonder van mijn leven.’ (In gesprek met Altan Erdogan voor de Volkskrant, 24 augustus 2002)

‘Mijn vader is al op 53-jarige leeftijd gestorven, natuurlijk sta ik iedere dag dat ik langer leef daarbij stil. Maar ik leef zo gezond dat ik misschien wel tot mijn tachtigste op het podium kan staan.’ (In gesprek met Altan Erdogan voor de Volkskrant, 24 augustus 2002)

Over die vader gesproken: Freek de Jonge is de initiatiefnemer van de Dag van het Domineeskind die op zaterdag 26 oktober 2002 plaatsvindt in de Nieuwe Kerk in Amsterdam. Trouw en de NCRV tekenen voor de organisatie. Ruim duizend domineeskinderen nemen eraan deel, onder wie Louis van Dijk, Jacobine Geel, Geert Mak, Harmen Siezen, Jan Terlouw en Michaël Zeeman.

‘Het verbaast Freek de Jonge allerminst dat de manifestatie in de Amsterdamse Nieuwe Kerk onmiddellijk was uitverkocht. De initiatiefnemer wist, zegt hij, dat het onderwerp leefde. Hoe gaan die dingen? “Als mensen me tegenkomen, melden ze zich bij me af. In het buitenland spreken ze je aan met: ik ben óók Nederlander. Hier overkomt het me vaak dat ze zeggen: ik ben óók domineeskind. En dan is er in no time veel herkenning, in de goede en de slechte dingen. Ik dacht: daar broeit iets. En niet alleen nostalgisch, maar ook als bron van ideeën. Sociologisch en filosofisch is het interessant om die mensen bij elkaar te brengen.”
Het liefst had hij de toogdag in de Nieuwe Kerk Het kind en het badwater genoemd. “We zijn steeds horizontaler gaan leven, het verticale is volstrekt geridiculiseerd. Maar wat er allemaal met het badwater is weggegooid! Neem de gemeenschapszin, dat je bij elkaar komt op zondag. Dat missen domineeskinderen het meest: dat je te midden van mensen staat en op jouw manier iets doet. Ik heb dat nu in het theater, mijn substituut voor de kerk”.’ (In gesprek met Elma Drayer voor Trouw, 24 oktober 2002)

‘Met de dag in de Nieuwe Kerk wil Freek de Jonge niet minder dan “eerherstel” – voor zijn vader en diens collega’s. Hij herinnert zich een voorval uit zijn studententijd, jaren zestig: “Ik zat met vrienden bij ons thuis aan tafel, mijn vader leefde nog. Ineens zei een van hen, het gebed voor de maaltijd was net met een amen voltooid: Ik kan me niet vóórstellen dat iemand dominee is. Er viel een ijzige stilte.” Jazeker, zegt hij, dat trok hij zich erg aan. “Omdat ik het met de strekking van die opmerking eens was en het tegelijk een enorme belediging vond van mijn vader. Domineeskinderen waren een soort NSB-kinderen. De oorlog is voorbij, God is dood en wij waren lid geweest van de foute partij.”
Dominees, zegt hij, gelden tegenwoordig als the cause of all evil, als belachelijke figuren. “Volkomen onterecht.” Als je iets mag toeschrijven aan dominees, zegt hij, is het wel hun taak om te troosten. Grijns: “Ik heb mijn vader ooit de broodtrooster genoemd.” Weer ernstig: “Over troost lees ik in deze tijd niet zoveel. Ik lees veel over slachtoffers, over claimen, over schadevergoeding. Maar de eenvoudige troost? Het offer en de troost, die twee zijn weggegooid met het badwater. Daardoor zijn we in de knoei gekomen. Wij kunnen onze schuld niet meer vereffenen”.’ (In gesprek met Elma Drayer voor Trouw, 24 oktober 2002)

‘Freek de Jonge prijst zijn vader als een ouderwets spirituele man. “Pas om zes uur zaterdagavond begon hij aan zijn preek. Hij had een enorm vertrouwen in de Heilige Geest, die zou hem wel helpen. Dat herken ik wel: de Geest wordt vanzelf vaardig”.’ (In gesprek met Elma Drayer voor Trouw, 24 oktober 2002)

‘Niet zelden wordt de theatermaker, onder verwijzing naar zijn afkomst, een moralist genoemd. De kwalificatie beledigt hem allerminst. “Moralist heeft dezelfde negatieve ondertoon als: hij is maar een dominee. Degenen die daar aanmerkingen op hebben, zijn mensen die niet werkelijk bevrijd zijn. Als je naar eigen inzichten leeft, van welke moralist zou je je dan wat aantrekken? Een moralist heeft een schitterende functie in de samenleving. Ik houd van verhalen met een ondertoon. Waarom doen we wat we doen en hoe kunnen we het verantwoorden? Ik wil dat mijn boodschap troostend en verhelderend is. Fantastisch toch, als je dat weet te bereiken in je leven?” Het zou aardig zijn, zegt hij, als die bijeenkomst in de Nieuwe Kerk gevolgen kreeg. Niet meteen, maar op de lange duur. “Natuurlijk worden er oudewijvenpraatjes uitgewisseld. Maar ik wil dat het ook inspirerend is. Het zou toch mooi zijn als we gingen nadenken over de vraag: is er tòch een nieuwe moraal mogelijk?” Weer die grijns: “Ik wil dat er boven die hoofden vlammetjes gaan branden”.’ (In gesprek met Elma Drayer voor Trouw, 24 oktober 2002)

‘De ochtend eindigt in, hoe kan het anders, orgelmuziek. De doffe geluiden van de demonstratie tegen de oorlog in Irak, buiten op de Dam, dringen de kerk binnen; ze verstoren het spel van kosterszoon Louis van Dijk. Het lijkt de bezoekers niet te deren. Na de lunchpauze krijgen het jongste én het oudste aanwezige domineeskind een exemplaar aangeboden van de bundel Van de Kansel, verhalen over de pastorie. Van het jongste kind blijkt eindelijk eens de moeder de dominee. (…)
Journalist Agnes Amelink: “Freek de Jonge zegt dat wij God hebben verloren en dat we moeten zoeken naar een manier om de resten van het christendom te bewaren. Dan zeg ik: laten we die God eerst eens gaan zoeken.”
De moeder van Freek de Jonge wordt de hele dag op de hoogte gehouden. Een van zijn zussen belt haar vanuit de kerk regelmatig op. In de kerk zitten méér boodschappers die verslag moeten doen. (…)
Het slotprogramma heeft de trekken van een liturgie. Met credo van Jacobine Geel, met psalmgezang, een indrukwekkend ‘gebed’ van publicist Michaël Zeeman, een collecte voor War Child, pepermunt èn met de Preek van Freek.
Hij loopt rond met een opengeslagen laptop die hij af en toe raadpleegt. De vrijmoedigheid waarmee deze dag het woordje God wordt gebruikt, stemt hem verheugd. Want als er iets mis is, is het wel de taboeïsering van dat woord.
Freek preekt over Abraham en Isaak, over vaders en zonen. Zoon Sjaak, een hedendaagse Isaak, dreigt met zelfmoord om de aandacht van zijn vader, de dominee, te trekken. Die grijpt niet in omdat God dat wel zal doen. “Ik heb niet geprobeerd,” zal Freek na afloop zeggen, “om mijn vader te overtreffen.”
“Dit was de laatste keer dat je zo iets kon aantreffen in Nederland”, zegt Michaël Zeeman, die sinds kort vanuit standplaats Rome verslag doet van het Italiaanse leven. De domineeszoon zag één dag een wereld die niet meer bestaat. “De wereld van aardige en betrouwbare mensen. Van mensen die elkaar vertrouwen. Van mensen die weten dat zelfbeheersing een voorwaarde is voor fatsoen. Aan deze mensen is de LPF voorbijgegaan”.’ (Trouw, 28 oktober 2002)

‘De ongeveer duizend domineeskinderen deden bij elkaar 2834,76 euro en wat varia in de collectezakjes. Onder varia verstaan we in dit geval specifiek: 5 dropjes, 2 pepermuntjes, 1 kermismunt, 1 koffiemunt en 11 munten uit Zwitserland, VS, GB, Hongarije en “ouderwetse” guldens. De euro-opbrengst gaat geheel naar War Child Nederland.’ (Trouw, 28 oktober 2002)

KRITIEKEN

‘Het moet maar eens worden gezegd: wat is Freek de Jonge eigenlijk een beroerde zanger. Zo lang de cabaretier zich opwerpt als vertellende zanger weet hij de pathetiek, waarvoor zijn stem zich zo prachtig leent, treffend neer te zetten. (…) Als De Jonge aanzet om echt ingetogen te gaan zingen, kraakt zijn stem in de melodie, klinkt het lelijk schel en zijn de valse uitschieters niet op een hand te tellen. Het slechte geluid op de premièreavond maakte de teksten vaak onverstaanbaar en hielp het laatste restje muzikaliteit om zeep. De schitterende muzikale arrangementen en begeleiding van het Metropole Orkest ten spijt. Een van de gênante dieptepunten is De Jonge’s ode aan zijn vrouw op muziek van Jacques Brel. “Ik ga de zaal verdelen”, had De Jonge in zijn aankondiging van het nummer gezegd. “De mannen zullen het niets vinden, de vrouwen vinden het fantastisch.” Hij kreeg gelijk. Mijn vrouwelijke metgezel vond de ode prachtig en romantisch, in mijn opschrijfboekje verdwenen de steekwoorden “romantische kitsch”, “bombastisch” en de passage “Ik geloof in jou, mijn motor, muze en vrouw” als toppunt van sentimentele relatiepoëzie. Freek de Jonge is als zanger in Parlando vaak tenenkrommend slecht. Iemand met minder aanzien dan hij was ongetwijfeld van het podium van Carré weggehoond. Zo kritisch is het theaterpubliek al lang niet meer, weet ook De Jonge en hij houdt het publiek een spiegel voor: “Het publiek heeft twee smaken. Het hoeft niet mooi te zijn als het maar leuk is. En als het mooi is, dan het liefst niet te lang.” Afgezien van een enkele scherpe conference, zoals over de nieuwe minister van economische zaken, Herman Heinsbroek, over de formatie van de Lijst Pim Fortuyn en over achterkamertjespolitiek in een ‘voorsprongswijk’, is Parlando nooit echt leuk. Daarvoor hebben de liedjes al te zeer de overhand.
Ook de schoonheid valt niet mee. De voorstelling is onsamenhangend, soms langdradig. Parlando lijkt bij vlagen nog op een try-out. De uitvoering van sketches als de messenwerper en de verbeelde parabel van de houtsnijder is ronduit knullig en weinigzeggend. De prachtige vormgeving kan het gebrek aan inhoud in Parlando niet verhullen.
Freek de Jonge heeft zich de afgelopen jaren op glad ijs begeven met gewaagde en ambitieuze voorstellingen en bleef glorieus overeind. De oudejaarsconferences De Gillende Keukenmeid (2000) en Het Laatste Oordeel (2001) en de voorstelling voor de Boekenweek, De Conferencier, Het Boekenweekgeschenk en De Leugen (2000), waren van ongekende klasse.
Met Parlando maakt De Jonge zijn eerste schuiver sinds jaren.’ (Alexander Nijeboer in de Volkskrant 27 augustus 2002)

‘Geslaagd? In allerlei opzichten wel. Herhaaldelijk gaan de cabaretier in zijn ceremoniemeesterskostuum en het orkest met de Parlando-logo’s op de borst wonderwel samen. Als de muziek de illustraties levert bij een verhaal, bijvoorbeeld het themaatje van Paris s’éveille als het over een vroege ochtend in Parijs gaat, een Peter en de wolf-achtige soundtrack bij een als schimmenspel opgevoerde parabel, of het massaal uitgespeelde This is a man’s world van James Brown bij een opzwepende vertelling over een jongetje dat door zijn vriendjes als kop van Jut wordt gebruikt. En ook maakt Freek de Jonge volop gebruik van het orkest om te zingen wat hij eerder al eens heeft gezongen (Dankzij de Dijken) en wat hij graag nog eens wilde zingen. Soms barst hij uit in de geëxalteerde declamatie waarin hij excelleert, en soms is hij de serieuze chansonnier – niet in alle nummers even geslaagd, omdat zijn zangstem over een beperkt aantal expressiemogelijkheden beschikt. Maar af en toe is het raak. Zoals in een scabreuze versie van het Brel-chanson De nuttelozen van de nacht en een lieftallige, nadrukkelijk aan zijn vrouw Hella opgedragen bewerking van Je t’aime tant, eveneens van Brel, begeleid door een teer gestemd strijkkwintet uit het orkest. Hella de Jonge, wier portret tijdens dat nummer wordt geprojecteerd, is ook ditmaal verantwoordelijk voor de vormgeving: verrassende attributen, passende aankleding en visuele effecten die Parlando opfleuren. De opzet – de conferences als aanloop naar de liedjes – maakt het Freek de Jonge echter moeilijk de boog een avond lang gespannen te houden. Grap op grap stapelen, zoals in zijn reguliere programma’s, is lastig. Hij kan niet te lang blijven doorpraten. Een paar keer stuwt hij de voorstelling op met oude moppen en nieuwe verhalen, en ook fantaseert hij er vindingrijk op los over de wijze waarop tegenwoordig politici worden geworven. Maar het orkest kan niet te lang werkloos blijven, de muziek wacht, de conferencier moet afronden en voert dan maar een futloos messenwerpersparodietje op, omdat daarbij muziek kan worden gemaakt.
Parlando is zodoende lang niet de beste voorstelling die hij in die 34 jaar heeft gespeeld, maar dat is, denk ik, ook nooit de bedoeling geweest.’ (Henk van Gelder in NRC-Handelsblad, 26 augustus 2002)

‘In de kranten verschenen deze week bespiegelingen over de zangkwaliteiten van Freek de Jonge in zijn programma Parlando. De cabaretologen vonden het niet goed. Vreemde stukken. Je kunt net zo goed eisen dat Joe Cocker, Tom Waits, Bob Dylan, David Bowie (vindt zelf dat hij niet kan zingen) onmiddellijk met knoeien moeten stoppen.
Freek de Jonge zingt morgenavond voor het laatst met het Metropole Orkest in Carré. (Er schijnen nog kaartjes voor deze extra voorstelling te zijn.) Ik ben er geweest. Wat een zanger! Jammer dat hij als virtuoos cabaretier tussen de nummers door meende te moeten praten. De fantastische verhalen aan het adres van de samenleving, de LPF en consorten waren weliswaar onnavolgbaar, maar ze verstoorden het eigenlijke repertoire. Freek is een originele stemkunstenaar, geen gewone vocalist, cantor, charmezanger, minstreel, troubadour of – lelijk woord met betrekking tot Freek de Jonge – bard. Het swingt. ’t Is rock ´n roll. (Maar hij kan dus niet zingen.) Je moet De Jonge zien zingen. Fraaie, intense stijl. Ironie en cliché worden niet aangewend om een vers te ondermijnen, zucht, grimas of loopje maken het juist voller.’
(Jan Mulder in de Volkskrant, 31 augustus 2002)

SPEELDATA

30 mei t/m 2 juni 2002 in de grote zaal van Theater Bellevue en 14 t/m 17 augustus 2002 in Theater/Nachtclub Panama. Hij speelt deze voorstellingen nog zonder Metropole Orkest en met ook materiaal voor zijn nieuwjaarsconference. 24 augustus t/m 1 september (acht keer) in Theater Carré in Amsterdam en van 3 t/m 8 september 2002 (zes keer) in het Nieuwe Luxor te Rotterdam.

MUZIEK

Jacques Brel, Bob Dylan, Boudewijn de Groot (Eeuwige jeugd en De vondeling van Ameland), Henk Hofstede en Robert Jan Stips (Dankzij de Dijken en Nu het nog kan) e.v.a.

AANKLEDING

Hella de Jonge (kleding), Peter de Bruin en Tom Telman (decorbouw), Marijke Otten (hoedjes) e.a.

PUBLICATIES

Tekst

De conferences Jacques Brel, Mannenwereld en Salty Dog staan afgedrukt in De Toeschouwer (2006).
Vijf liedteksten staan afgedrukt in zowel Leven na de dood (2004) als Wees niet bang (2007), namelijk: Eeuwige jeugd, En ik was dood (A Salty Dog), Libelle en mug, Lied van de oude geliefden en De vondeling van Ameland.

Geluid

2CD Parlando (2002).
De platenmaatschappij is zo slim geweest voor deze gelegenheid muziek en conferences te ontkoppelen en op twee gescheiden schijfjes uit te brengen. (Hoestekst)

Beeld

DVD Parlando (2002).

In tegenstelling tot de 2cd is dit wel een chronologische ­registratie van de voorstelling.
Op de dvd staat ook een making of, die bestaat uit een interviewtje met Matthijs van Nieuwkerk, inclusief beelden van onder meer repetities, en enkele korte gesprekjes met leden van het Metropole Orkest en met Hella de Jonge.

[Tekst: Frank Verhallen uit ‘Kijk! Dat is Freek’]

Hoewel het moeilijk is om in de voorbereidingsfase waarin het programma zich bevindt nu al in detail te treden over repertoire en uitvoering, belooft de samenwerking tussen Freek de Jonge en het Metropole Orkest één van de hoogtepunten van het komende theaterseizoen te worden.

Het unieke van de samenwerking is dat Freek nog nooit eerder een avondvullende voorstelling met een groot orkest (75 muzikanten) heeft gemaakt en dat het Metropole Orkest nog nooit eerder een serie theatershows met één artiest heeft gedaan.
Een serie van twaalf voorstellingen die zich zal beperken tot twee theaters: het Koninklijk Theater Carré in Amsterdam en het Nieuwe Luxor Theater te Rotterdam.

Het repertoire zal zoals de titel al doet vermoeden een mengeling zijn van woord en muziek waarin de specifieke mogelijkheden van een groot amusementsorkest door rasartiest De Jonge optimaal benut zullen gaan worden.
Naast klassieke variété en vrolijke verhalen worden oude en nieuwe liedjes gepresenteerd waarbij (knipoog) de nadruk op het sentiment zal komen te liggen. Na Neerlands Hoop Express een doorbraak in de Nederpop, Stroman en Trawanten met het Willem Breuker Kollektief, een verrassende combinatie van jazz en cabaret, Frits de veelbejubelde samenwerking van de Nits en Freek en de samenwerking met Robert Jan Stips in Gemeen Goed met de nummer 1 hit ‘Leven na de Dood’ dus nu: Freek de Jonge met het Metropole Orkest o.l.v. Dick Bakker. Een nieuwe mijlpaal in het muziektheater in Nederland.

[Tekst: Pascal Klaassen]