De Laatste Lach (2007)

De Laatste Lach

Freek de Jonge speelt De Toeschouwer van februari tot mei 2007. Hij besluit de voorstelling in oktober nog een maand te hernemen. Hij begint aan die reprise in het Bossche Koningstheater op 14 oktober. Daar speelt hij een matinee- en een avondvoorstelling. Enkele dagen voor de voorstelling belt hij de directeur van het theater en stelt voor niet De Toeschouwer te spelen, maar ander materiaal uit te proberen. Hij gaat vanaf november met een nieuw programma optreden in het Amsterdamse Compagnietheater en wil daarom deze zondag alvast gebruiken om te oefenen op een goed publiek.
Vaste bezoekers van dit theater zijn in de loop der jaren vertrouwd geraakt met zijn behoefte te experimenteren en laten zich graag door hem verrassen. Deze keer echter heeft het publiek kaarten gekocht voor een bestaande voorstelling: De Toeschouwer. De programma-informatie is helder. Niet: Freek de Jonge probeert nieuw materiaal uit, maar Freek de Jonge brengt een middag en avond hoogtepunten uit zijn conferences door de jaren heen.

’s Ochtends is technicus Peter de Bruin al vroeg in het ­Koningstheater en hij wacht op een telefoontje van Freek de Jonge. Hij weet dat er om 14.30 uur een andere voorstelling moet staan dan De Toeschouwer, maar heeft geen idee wat dat wordt en wat de technische wensen zijn. Als de cabaretier vanuit de auto belt, laat hij weten dat Peter het moet laten lijken alsof er een bed half uit de coulissen steekt. Vanaf het podium spreekt de cabaretier namelijk zogenaamd iemand in een ziekenhuisbed toe. Even wordt overwogen een Bosch’ ziekenhuis te bellen met de vraag of er snel een bed geleend kan worden, maar omdat de tijd dringt besluit Peter de Bruin al snel met plankjes en stokken aan de slag te gaan. Ruim voor aanvang van de middagvoorstelling steekt er uit de coulissen een bed.

Freek de Jonge heet zijn publiek meestal welkom in de openingsconference. Maar deze keer beseft hij dat hij er niet staat als cabaretier, maar als acteur. En dus wil hij in zijn rol blijven. Hij komt oplopen en begint te spelen. Pas na het slotapplaus gaat hij in op het feit dat hij zijn publiek iets anders heeft voorgeschoteld dan men had verwacht.
Nadien staat hij in de theaterfoyer een paar boze toeschouwers te woord. Die tonen zich teleurgesteld in het feit dat ze niet hebben gekregen wat was beloofd. Omdat De Toeschouwer die hele maand nog speelt, biedt hij hun vrijkaarten aan voor een andere avond in de tournee. Maar het vaste theaterpubliek bedankt hem voor weer zo’n bijzondere voorstelling. En sommigen zeggen wel zeer verrast te zijn door zijn keuze voor een heel andere, veel toneelmatiger voorstelling. Een enkeling stelt dat deze productie, die dan nog titelloos is, wel eens tot zijn mooiste zou kunnen gaan behoren.

De programmatitel, De Laatste Lach, gebruikt hij al op 9 maart 2007 als hij voor de Volkskrant een verhaal schrijft in het kader van de Boekenweek, die dat jaar Humor als thema heeft. Freek de Jonge’s verhaal gaat over De Oude Komiek die geacht wordt De Horde aan het lachen te maken. Dat onderwerp domineert ook de theatervoorstelling die hij een half jaar later start. In interviews neemt hij dan ook duidelijk afstand van het cabaret. Binnen dat genre, zo stelt hij, is men – hijzelf incluis – veel te veel geneigd een knieval te maken naar het publiek. Daardoor boeten voorstellingen gaandeweg een tournee steeds meer aan kwaliteit in. Voor De Laatste Lach heeft hij besloten geen enkele concessie te doen en zelfs de vierde wand op te trekken. Geen cabaretier met conferences en liedjes, maar een personage in een zelfgeschreven monoloog. Zelf noemt hij het geen cabaret en geen toneel, maar theater.

Hij schuift het roodfluwelen voordoek eigenhandig helemaal open en gaat zitten achter een tafeltje met een spiegel. Hij vertelt:

De verpleger zal zo wel komen. Dat lijkt me een goed begin. Dan weet men dat het wachten op de verpleger is. Dat hebben ze graag aan het begin: zekerheid. Bloed is voor een oude verpleegster wat humor voor een oude komiek is. Het doet ze niets meer, maar het blijft van levensbelang. In mijn vak deed het begin er niet zo toe. Het ging meer om de clou, de pointe, de frappe, de punchline, de afmaker, de wegwezer. Er vielen ook nooit van die pijnlijke stiltes waarbij je je even geen raad wist met je gedachten. Nee, geen proloog – even opnieuw…

Hij schuift het toneeldoek dicht en weer open. Hij loopt naar het kledingrek, waaraan ook het gele jasje met zwarte sterren hangt. Dat kostuum staat bij hem al zo’n 25 jaar voor de outfit van de oude komiek. Eerst verruilt hij zijn rode kamerjas voor een zwarte jas met hoed. Hij loopt naar het ziekenhuisbed, neemt zijn hoed af en begint te praten, zogenaamd tegen de man in dat bed. Uit het verhaal dat zich ontspint, blijkt dat die man – een Nederlander van Marokkaanse afkomst – in coma ligt, nadat hij is aangereden door de verteller. Die is cabaretier:

Ik was dronken. (…) Ik had een feestje. (…) Ik was uitgenodigd door een criticus. Criticus? We kennen hem eigenlijk beter als jurylid van de Mini-Playbackshow. Parmantig kereltje. (…) Ik weet niet of het verstandig is om als artiest – ik ben artiest; ik heb dat veertig jaar gedaan – iets te doen in de privésfeer van een criticus. (…) Hij had me de beste genoemd. Ja, hij weet dat ik daar gevoelig voor ben na al die jaren: de beste.

Hij heeft aan het begin gezegd dat het wachten op de verpleger is. Die verschijnt aan het einde van de eerste helft om te vragen of Meneer De Jonge mee een kopje koffie gaat drinken. De toeschouwer ontmoet De Oude Komiek dus in de huiskamer van het verzorgingstehuis waar hij woont. Hij heeft zijn kledingrek met jasjes. De jas van de bezoeker van de comapatiënt: de medemens die letterlijk Lijdt. In de uitgesproken gedachten van de verteller die daaraan schuldig is, vindt hij misschien een aanknopingspunt:

Het schijnt dat comapatiënten letterlijk kunnen verstaan wat je tegen ze zegt terwijl ze in coma liggen. Het schijnt zelfs dat ze het ergens opslaan ook nog, in hun geheugen. Het schijnt zelfs zo te zijn dat ze hele gedeeltes letterlijk kunnen citeren.

Daarnaast de jas van de bezoeker van de moskee: de twijfelaar die het Hogere – God, Allah – aanspreekt omdat hij wil weten of Zijn Lijden dan helemaal voor niets is geweest nu niets nog heilig is:

Ja, Allah, dat zal je wel nooit verwacht hebben: dat ik nog eens een woord tot jou – U, wat doet het ertoe – zou richten. Ik ben toevallig net met een boek bezig over secularisatie in Nederland. Secularisatie: dat woord zegt u waarschijnlijk niet zo veel, maar wij proberen in dit land al enige tijd van God los te komen.
De socioloog die het boek heeft samengesteld, heeft geconcludeerd dat zeventig procent van de Nederlandse bevolking toch nog het gevoel heeft dat er iets moet zijn. En daar zou u dan onder vallen. Er is zelfs een dominee in Middelburg die beweert dat God niet per se hoeft te hebben bestaan om erin te kunnen geloven. Zo vrijzinnig heb ik het nog niet gegeten.

En dus de jas van de oude komiek: iemand die zijn lachgrage toeschouwers toespreekt en Lijdzaam gebruik maakt van zijn techniek en vaardigheden, omdat hij zich terdege bewust is van hun verwachtingen.

Dat publiek? Dat mis ik niet hoor. Dat hoor je in je hoofd toch wel, dat gelach. Ik heb eigenlijk liever dat ze er niet zijn dan dat ze er wel zijn. Dan kunnen ze er ook niet stom doorheen lachen.

De Laatste Lach is een zoektocht naar de duiding van het lijden en de vervulling van de leegte. Op God kunnen we niet meer rekenen, maar waarop dan wel? Opvattingen over grote onderwerpen – naast secularisatie ook onder meer radicalisering en massaconsumptie – en thema’s – zoals schuld en boete, hoop en hopeloosheid – zitten verweven in een intrigerend bouwwerk van associaties: vermakelijk en vlijmscherp, bitter en beschouwend, verhalend en anekdotisch. Hoewel vormelijk en inhoudelijk veel ingetogener, roept De Laatste Lach hierdoor herinneringen op aan zijn eerste soloprogramma’s, die hij volgens eenzelfde stramien componeerde.

Ook aan het slot komt de verpleger langs, nu om te zeggen dat het licht uitgaat. In de epiloog ligt de verteller dan zelf in dat bed:

En dat ik dan (…) geen kant meer op kan. Als God in de hemel. Een komiek op toneel. (…) Tot wachten gedoemd, met af en toe een opvlieging van verzet. Hallucinerend op morfine dat mijn bed het toneel is en de kamer het theater. Geduldig zit het publiek aan mijn voeten als vetplanten op een vensterbank te wachten op de laatste lach. (…)
Als mijn vrouw mijn hand pakt en ik nat ben van haar tranen.
Als de troost is opgedroogd en wij ons gelukkig wanen.
Als de kinderen goedbedoeld zeggen dat ik los moet laten
en ik denk: toen ik jong was, had ik ook makkelijk praten.

In een interview (Trouw, 17 november 2007) zegt hij dat De Laatste Lach knipoogt naar ’het laatste oordeel’ of daar nog voorbij. Freek de Jonge: ‘Naar het ultieme geluk; als het oordeel gepasseerd is. In de hemel is het lachen voorbij. Ze kúnnen niet lachen in het paradijs, omdat daar geen reden tot lachen is. Ze zijn ook niet gelukzalig, want er is geen oordeel. Er is geen goed of kwaad en humor ontstaat juist door de spanning tussen goed en kwaad. Zoals dieren niet oordelen. Er staat nooit een egel hoofdschuddend naast een doodgereden egel.’ (…)
‘Je mag blijven hopen,’ zegt hij in de voorstelling, ‘maar er is geen hoop meer.’ Dat is de schuld van de secularisering; we hebben geloof, God en kerk verstopt, verdonkeremaand, afgeschaft. En daarom zitten we nu met de handen in het haar: ‘Er moet iets zijn, omdat de mens zonder iets niets is. Ja, dat is heel Shakespeareaans.’ Of: ‘Als er totaal ongeloof is, is niets meer heilig.’

COULISSEN

‘Nadrukkelijk noemt hij zijn monoloog “theater”. De Jonge: “Ik distantieer me niet van het cabaret, maar cabaret in Nederland is een monocultuur geworden. Waar vroeger een regenwoud stond is nu een sojaplantage ontstaan”.’ (Interview door Kester Freriks voor NRC-Handelsblad, 5 november 2007)

De Laatste Lach is een toneelmonoloog, met hier en daar een cabaretesk element. Freek de Jonge: “Maar je kunt het geen stijlbreuk noemen. Na dat stuk met Theo Maassen zat dit eraan te komen. Ik wil een beetje weg bij het cabaret, al valt in De Laatste Lach veel te lachen. Het thema is eigenlijk de geloofsafval, de secularisatie. Ik vind dat we ons te weinig afvragen wat daar maatschappelijk de gevolgen van zijn. Het voordeel is dat taboes zijn doorbroken en dwangmatige angsten zijn afgezworen, maar wat overblijft, is geestelijke leegte. Ongenoegen. Ik vind dat de mens verantwoordelijk is voor zijn eigen ongenoegen, maar er wordt gekankerd op de verkeerde mensen en de verkeerde dingen. Men wijst de ander aan of de omstandigheden. Het is een persoonlijk verhaal over mijn eigen geloofsafval.” (Interview Jos Bloemkolk voor Het Parool, 3 november 2007)

‘Tijdens het gesprek noemt Freek de Jonge bij herhaling namen van toneelauteurs die hem inspireren: Shakespeare, Samuel Beckett, Harold Pinter en Thomas Bernhard. “Een van de favoriete voorstellingen die ik bracht was Minetti van Bernhard: over een acteur die terugkijkt op zijn leven”.’ (Interview door Kester Freriks voor NRC-Handelsblad, 5 november 2007)

‘Freek de Jonge: “De Laatste Lach is een dubbelzinnige titel, ja. Maar daar komt nog iets bij. Het laatste oordeel is in de protestantse wereld een enorme doem, maar je kunt het ook als een opluchting opvatten, want daarna komt er geen oordeel meer. Het is het oordeel voorbij. Zo is de laatste lach de humor voorbij. De terreur van de ironie is een beetje aan het voorbijgaan, maar wat komt ervoor in de plaats? Het enige werkelijke engagement van de satirici is grappig te zijn. Wat ik hoop te bereiken: dat de lach lagen heeft en tegelijkertijd pijnlijk is”.’ (Interview Jos Bloemkolk voor Het Parool, 3 november 2007)

‘Wie het theater van Freek de Jonge kent of een roman als Door de knieën, weet dat Het Hogere een vooraanstaande plaats inneemt. “De secularisatie in Nederland heeft het mysterie verdrongen en daarvoor is het probleem in de plaats gekomen”, legt hij uit. “Voetbal kan een mysterie zijn, voetbalanalyse is dat niet. Degene die besluit het onzichtbare uit zijn leven te bannen, draagt altijd een leegte met zich mee, al wordt die opgevuld door rock ’n roll of sociaal-democratische idealen. Het mysterie is immaterieel en het probleem is materieel. Door de secularisatie verloor Nederland zijn identiteit. Het zou beter zijn goed naar de teksten van Shakespeare te luisteren. Die geven inzicht, en dat zorgt voor troost. Ik wil met mijn voorstellingen de toeschouwer troosten, want we zitten allemaal in hetzelfde schuitje. We lijden, we missen geestelijke rijkdom”.’ (Interview door Kester Freriks voor NRC-Handelsblad, 5 november 2007)

‘Spelenderwijs leerde mijn vrouw van haar moeder kostuums en jurken in elkaar te zetten. Onze kinderen weten nog van het bestaan van een naaimachine, maar niet meer hoe je die moet gebruiken. En daarna komt de generatie die niet meer weet hoe je kleding maakt of herstelt. Zoals de bijbelverhalen er bij mij in zitten, zitten die er bij mijn kinderen al niet meer in. Waar dat toe leidt? Tot de roboteske mens. Die keurig z’n werk doet, ’s avonds te uitgeput is om iets anders te doen. In z’n vrije tijd robotesk recreëert in Center Parcs en denkt dat uit vrije wil te doen. De illusie van de vrijheid; we kunnen geen kant op in dat knappe raderwerk met ons als slaven van de consumptiemaatschappij.’
De Jonge weet ook wel dat Charlie Chaplin daar in zijn Modern Times al vergeefs op wees en ziet daar zowaar iets troostrijks in: ‘Er zijn genoeg profeten. Het allertreurigst is dat het niet veel meer uitmaakt. Elke inspanning om “dat lijden” te verzachten, heeft niet geholpen. Het lijden is alleen maar groter geworden.’ (Interview Arend Evenhuis voor Trouw, 17 november 2007)

KRITIEKEN

‘Al eerder lonkte De Jonge naar het toneel: hij speelde de titelrol in Minetti van Thomas Bernhard, de nar in King Lear (Het Nationale Toneel) en samen met Theo Maassen het toneelstuk De Sterfscène. Nu speelt hij een personage dat zo lijkt weggelopen uit een toneelstuk van Thomas Bernhard – de schuifelende, zoekende oude man zoals ook De Wereldverbeteraar dat was en ook De Theatermaker, twee beroemde Bernhard-personages. Briljante mopperkonten, die met veel verbaal geweld en wijsheid hun eigen leven en de wereld daaromheen beschouwen. Dat doet De Jonge in De Laatste Lach ook, zowel als wereldverbeteraar als theatermaker. (…)
“Het mooie van toneel is dat je eigenlijk geen publiek nodig hebt”, zegt De Jonge aan het begin. Maar het zou nog mooier en volkomen terecht zijn wanneer die zaal de komende tijd helemaal vol zit.’ (Hein Janssen in de Volkskrant, 10 november 2007)

De Laatste Lach ontvouwt zich als een magnifiek weefwerk dat via een rijk arsenaal aan gelijkenissen en talloze terzijdes steeds weer neerkomt op de vraag wat De Jonge het publiek anno nu nog te vertellen zou hebben. “Niets doet ons iets meer!”, stelt hij vast, met alle pathetiek die in hem is. (…)
Opnieuw weet De Jonge in deze voorstelling (…) grote thema’s op te roepen die hij telkens vanuit verschillende hoeken, via verschillende verhalen, te lijf gaat. Wat dat betreft roept De Laatste Lach herinneringen op aan de vorm van de eerste grote soloprogramma’s (vanaf 1980) waarmee hij het cabaret heeft omgevormd tot een modern theatergenre. Als geen ander kan De Jonge zijn optreden stilzetten en weer in een stroomversnelling brengen. En als hij de bezoekersjas verruilt voor een showjasje uit een van zijn vorige voorstellingen, is hij ook weer de cabaretier die de lachers moeiteloos op zijn hand krijgt met een spervuur aan gespierde grappen. Als dit de laatste lach zou zijn, is het wel een hele goeie.
Eigenlijk maakt het niets uit of hij zich tot ons richt (cabaret) of tot een imaginaire ander (toneel). Het genre doet er niet toe. Dit is Freek de Jonge op zijn best.’ (Henk van Gelder in NRC-Handelsblad, 15 november 2007)

‘Welke voorstelling zou iedereen gezien moeten hebben?
“De Laatste Lach van Freek de Jonge. Daar stond echt een prachtig acteur, een persoonlijkheid, subtiel en stil. Een Beckett-acteur”.’ (Acteur-theatermaker Sabri Saad El Hamus in het maandblad van het Theaterinstituut Nederland, 2009)

SPEELDATA

Hoewel hij vanaf 14 oktober – reprisetour De Toeschouwer – al een enkele keer materiaal uitprobeert, start de tournee officieel op 6 november 2007 en die loopt door t/m 15 december. Na deze serie van zo’n 25 voorstellingen volgt van 12 februari t/m 29 maart 2008 nog een reprise van ruim dertig voorstellingen. Alle voorstellingen hebben plaats in het Amsterdamse Compagnietheater.

PUBLICATIES

Tekst

De tekst van De Laatste Lach staat integraal afgedrukt in de hierna genoemde 2dvd.

Beeld

2DVD De Laatste Lach/De Dienst van Freek (2009)

De Dienst van Freek (2006) is als extra dvd toegevoegd.

[Tekst: Frank Verhallen uit ‘Kijk! Dat is Freek’]